Een man kwam 's nachts een kat tegen. In zijn handen hield hij een stok, waarmee hij de kat wilde slaan. Omdat het een zwarte kat was, bedacht hij zich snel en streek zachtjes met de stok over de rug van het dier, terwijl hij vroeg "Poezeminneke, vanwaar kom jij?" De kat antwoordde "Als je poezeminneke niet had gevleid, zou je het jezelf beklaagd hebben!"
Hier was eens ene die 's nachts een kat tegenkwam. Hij had een stok in zijn handen en hij wou 'howen', maar toen bedacht hij 'hem' en hij streek eens met zijn stok over de rug van de zwarte kat en hij vroeg 'Poezeminneke vanwaar komt gij toch nu?' En toen antwoordde die kat 'Als ge poezeminneke niet had gevleten (gevleid)Dan hadt ge van haar stukken geweten.'
Opgetekend door F. Beckers, Leuven, 1947 in Groot-Gelmen
In het bekken van de Melsterbeek volgen de beken eerst zuid-noord het dalend reliëf van ca. 100 naar 35 meter boven zeespiegel. Net noordelijk van het stadscentrum van Sint-Truiden buigt de Melsterbeek zelf naar het noordwesten en ontvangt de Cicindria in Melveren en de Molenbeek in Runkelen. Ze loopt dan een tijdje zij-aan-zij met de Gete en vloeit samen bij Donk. Via Demer, Dijle en Rupel gaat het richting Schelde.

De naam ‘Melster’ komt waarschijnlijk van het woord malter of mout, maar in de lokale volksmond is het gewoon ‘molenbeek’ als grootste waterloop. Ze ontspringt in Heiselt bij Jeuk, vlakbij de taalgrens. Ze is 33 kilometer lang. Waterlopen schuren beekvalleien uit en de kleilagen onder de ijstijdleem in Vochtig Haspengouw doen talrijke bronnetjes dagzomen. Langs de oevers van de Melsterbeek groeide een ketting van dorpen met omgrachte kastelen en zelfs abdijen in Nonnemielen en Terbeek. Haar stroomkracht deed graanwatermolens draaien. In Sint-Truiden zijn dat de dorpen Aalst, Brustem, Ordingen, Zepperen, Melveren, Metsteren en Runkelen.

De beken kennen in deze streek een vrij hoog verval met piekdebieten. Voor de waterbeheersing waren wachtbekkens nodig, o.m. voor de Melsterbeek in Aalst, Ordingen en Bernissem. De natte gronden in de beekvalleien waren in de 19de-20ste eeuw met waterzuchtige Canadapopulieren beplant, nuttig voor klompen, minder duurzaam timmerwerk en kisthout.


Een vistelling in 2012 bij Metsteren leverde volgende soorten op: driedoorn stekelbaars, tiendoorn, riviergrondel, bermpje en blauwband. De molenwatervallen zijn wel een drempel voor hun migratie voor paai, rust en voedselgaring, onderzoek Stef Cools.
