Op een dag ging de dochter van de schoolmeester van Kerniel samen met haar moeder, haar zus en haar broer naar Hasselt. 's Middags aten ze hun boterhammen op in een café. Toen ze buiten kwamen uit het café, liep er een oude vrouw voorbij, die opvallend naar de kleine X bleef staren. Even later krioelde X' hoofd van de luizen.
En nu nog een, dat is nog zo lang niet gebeurd. De juffrouw van de schoolmeester van Kerniel ging eens met haar moeder en haar zuster en haar broer naar Hasselt. Ze hadden hun eten meegenomen en toen ze dat opaten in een café, scheelde er nog niets. Toen ze uitgingen kwam daar een oude vrouw aan hen door en die bezag de kleine Harie zo fel. Een beetje daarna krioelde zijn kop van luizen en hij kon maar niet uit zijn haar blijven met zijn hand. Het waren van die dikke luizen, die ge niet gemakkelijk kunt kapot krijgen en de moeder was toch zo beschaamd. 'Wat moeten de mensen wel van ons gedacht hebben' zei de juffrouw, die heeft het mij verteld.
Opgetekend door F. Beckers, Leuven, 1947 in Groot-Gelmen
In Melveren , een gehucht van Sint-Truiden, woonde een zekere X. Op zekere dag ging X met zijn vriendin naar de kermis in Kortenbos. Deze man had echter een pact gesloten met de duivel, wat betekende dat hij regelmatig enkele uren als weerwolf moest rondlopen. Omdat X op de kermis plots voelde dat dat moment was aangebroken, zei hij tegen zijn vriendin: "Als je een hond zou tegenkomen, gooi dan deze zakdoek naar zijn muil. Op die manier zal het beest je geen kwaad doen."
Omdat een weerwolf geen kruis kan oversteken, moet hij de draadjes van de zakdoek één voor één uitrafelen vooraleer hij verder kan.
Het meisje antwoordde: "Neen, blijf maar bij mij!", waarop haar vriend: "Neen, ik moet dringend even een boodschap doen."
Toen X weg was, kwam er een lelijke zwarte hond naar het meisje toe. Ze deed onmiddellijk wat haar vriend had gezegd, waarop de hond de zakdoek in stukken scheurde. Een kwartier later kwam X terug. Zijn vriendin vertelde hem dat ze doodsangsten had uitgestaan terwijl hij weg was. Wat verderop ging het tweetal iets drinken in een café. Het meisje bekeek haar vriend eens goed, en riep geschokt: "Jij smeerlap, je bent het zelf geweest, want de vezels van de zakdoek hangen nog tussen je tanden!"
X zei dat ze het zich maar inbeeldde, maar het meisje wilde hem toch nooit meer zien.
Opgetekend door F. Beckers in 1947.
Bron: volksverhalenbank.be