In Zepperen stond een kasteel van paters. De Fransen hebben nog in dat kasteel verbleven. Nadat het kasteel zwart goed was geworden, begon het er te spoken.
Te Zeppere was e kastiel van pôters; en dô hebbe de Franse nog gezete; en da werd zwet goed; en dan begon het er te spouke.
Opgetekend door A. Abeels, Leuven, 1965 in Ordingen
De Zondag-middag is héél ingetogen.
De luchten, klaar van winterkilte, beven
met teeder rood van lage zon doorweven;
de luchten, waar geen vogel komt gevlogen...
De middagrust mag gééne stoornis doogen.
Al wil somwijlen vluchtig óverzweven
een verre galm van joelend kinderleven :
dra weegt de klare rust weer onbewogen.
Is het in sneeuw – die dezen nacht zoo zacht
de stille stede zwachtelde in heur vacht –
dat doezel-vaag verdooven nu geluiden?
O vrome middagvrede van Sint-Truiden,
dat om te ontwaken uit zijn sluimer, wacht
tot plotse kloosterklokken vespers luiden !