Een man die omstreeks middernacht naar huis kwam, zag in een veld enkele vrouwen dansen. Eén van de vrouwen gaf de man een beker en drukte hem op het hart aan niemand te vertellen wat hij had gezien. De man was nog maar net terug thuis, of er klopte iemand aan om de beker terug te vragen. De vrouw sprak "Als je ooit aan iemand vertelt wat je hebt gezien, dan zal je veel ongeluk krijgen!"
de groeutvôder van nonk Hâry kam ’s nachs es rond 12 oere thâs; en hemkam in e veld en zag dô vrâve danse; en sô was er ien di er kende; en di kam no hem en gaf hem nen beiker en zei hem van niks te vertelle teige niemand; mo hem was mo pas thâs of ze klopten al op z’n duir en vroeg huiren beiker trug; hem gaf hem trug, en ze zei "As ge oeut on iemand vertelt wa ge hê gezien hêt, zult ge wel zien waveir ongelukke ge zult krêge"; en di heite Jeanneke; en hem heit het noeut verteld.
Opgetekend door A. Abeels, Leuven, 1965 in Sint-Truiden
De Zondag-middag is héél ingetogen.
De luchten, klaar van winterkilte, beven
met teeder rood van lage zon doorweven;
de luchten, waar geen vogel komt gevlogen...
De middagrust mag gééne stoornis doogen.
Al wil somwijlen vluchtig óverzweven
een verre galm van joelend kinderleven :
dra weegt de klare rust weer onbewogen.
Is het in sneeuw – die dezen nacht zoo zacht
de stille stede zwachtelde in heur vacht –
dat doezel-vaag verdooven nu geluiden?
O vrome middagvrede van Sint-Truiden,
dat om te ontwaken uit zijn sluimer, wacht
tot plotse kloosterklokken vespers luiden !