Een man uit Sint-Truiden die een kwaal aan zijn keel had, ging vaak bidden bij het beeld van de Heilige Marcoen in de Monnebrurenkerk. Op een dag zag de man dat hij tot in de kerk werd gevolgd door een heks. Daarop ranselde de man de heks eens flink af. In de rechtbank kreeg de man ongelijk, maar hij was wel van zijn kwaal verlost.
Bet Lahoe van aan de Warande was een heks met geschiedenis. Een man had van St. Marcoen aan z’n keel; voor z’n genezing ging hij vaak bidden voor het beeld van deze heilige in de Monne brurekerk; hij geraakte maar niet af van z’n kwaal tot hij op zekere dag zag dat Bet Lahoe hem tot in de kerk volgde; dat gebeurde daarna nog verschillende keren tot hij opeens Bet ferm afranselde; voor de rechtbank kreeg hij ongelijk maar hij was van z’n ziekte verlost.
Opgetekend door A. Abeels, Leuven, 1965 in Sint-Truiden
In het bekken van de Melsterbeek volgen de beken eerst zuid-noord het dalend reliëf van ca. 100 naar 35 meter boven zeespiegel. Net noordelijk van het stadscentrum van Sint-Truiden buigt de Melsterbeek zelf naar het noordwesten en ontvangt de Cicindria in Melveren en de Molenbeek in Runkelen. Ze loopt dan een tijdje zij-aan-zij met de Gete en vloeit samen bij Donk. Via Demer, Dijle en Rupel gaat het richting Schelde.
De naam ‘Melster’ komt waarschijnlijk van het woord malter of mout, maar in de lokale volksmond is het gewoon ‘molenbeek’ als grootste waterloop. Ze ontspringt in Heiselt bij Jeuk, vlakbij de taalgrens. Ze is 33 kilometer lang. Waterlopen schuren beekvalleien uit en de kleilagen onder de ijstijdleem in Vochtig Haspengouw doen talrijke bronnetjes dagzomen. Langs de oevers van de Melsterbeek groeide een ketting van dorpen met omgrachte kastelen en zelfs abdijen in Nonnemielen en Terbeek. Haar stroomkracht deed graanwatermolens draaien. In Sint-Truiden zijn dat de dorpen Aalst, Brustem, Ordingen, Zepperen, Melveren, Metsteren en Runkelen.
De beken kennen in deze streek een vrij hoog verval met piekdebieten. Voor de waterbeheersing waren wachtbekkens nodig, o.m. voor de Melsterbeek in Aalst, Ordingen en Bernissem. De natte gronden in de beekvalleien waren in de 19de-20ste eeuw met waterzuchtige Canadapopulieren beplant, nuttig voor klompen, minder duurzaam timmerwerk en kisthout.
Een vistelling in 2012 bij Metsteren leverde volgende soorten op: driedoorn stekelbaars, tiendoorn, riviergrondel, bermpje en blauwband. De molenwatervallen zijn wel een drempel voor hun migratie voor paai, rust en voedselgaring, onderzoek Stef Cools.