Omdat een vrouw tussen middernacht en één uur nog op straat stond, sprak een man tot haar "Maar vrouwtje, zou jij niet gaan slapen!" Het volgende ogenblik was de heks verdwenen.
en ’s nachs tusse 12 en 1 stond Bet Lang op strôt. "Me vrouwke, zei ne man" da djee ne kie in oer bed ging". En plots was ze weg en z’hadden huir ni zien gôn.
Opgetekend door A. Abeels, Leuven, 1965 in Sint-Truiden
In de oudheid werden in oorlog of jacht veroverde trofeeën aan een stok opgehangen. Dit motief ging een eigen leven leiden als allegorische decoratie. Kalksnijders modelleerden in het nog vochtige stucwerk voorwerpen tussen bloemenslingers aan linten opgehangen.
In het stadhuis op de Grote Markt op het 'schoon verdiep' zijn in de hoge vestibule de vier kunsten en twee speciale thema's uitgewerkt, de zeevaart en het landleven. Die laatste werken dateren waarschijnlijk uit de Hollandse periode (1815-1830) onder burgemeester J.A.N. Van den Berck. Scheepvaart en de Nederlandse vertaling van Vergilius wijzen daarop.